Van alle vluchtelingen die in het jaar 2014 naar Nederland zijn gekomen, heeft maar een kwart betaald werk. Twee derde van de zogeheten statushouders is nog afhankelijk van de bijstand. De rijksoverheid zou moeten ingrijpen, adviseert de SER.
Dat is het belangrijkste adviesorgaan van het kabinet op economisch gebied, voluit de Sociaal Economische Raad (SER). Dat niet méér vluchtelingen een baan hebben, komt omdat hulp niet efficiënt geregeld is, concludeert de SER.
Het begint al in de opvangfase, waarin vluchtelingen lang moeten wachten op een besluit of ze mogen blijven of niet. Tot een asielzoeker de officiële status als vluchteling heeft, en dus in Nederland mag blijven, mag hij of zij alleen onder strenge voorwaarden werken.
Als ze eenmaal statushouder zijn, volgen nog andere hobbels: ze kunnen lastig een opleiding volgen, omdat ze niet voldoen aan de eisen om toegelaten te worden.
Administratieve rompslomp
En als vluchtelingen dan eindelijk iets van werk hebben gevonden, worden ze ook nog eens geconfronteerd met de regels over bijvoorbeeld hun inkomens.
Dat het bedrag dat ze met werk verdienen, wordt ingehouden op hun uitkering zorgt er – in combinatie met de administratieve rompslomp – voor dat vluchtelingen dan maar niet gaan werken.
Volgens de SER is het nodig dat er meer maatwerk geleverd gaat worden, zoals een traject waarbij vluchtelingen werken en tegelijkertijd Nederlands leren. Daarnaast moet er meer samengewerkt worden, bijvoorbeeld door ervaringen van succesvolle projecten uit de ene gemeente te delen met de rest.